Zelfbeeld

Beschrijf jezelf in drie woorden. Misschien heb je zo’n soort opdracht wel eens gekregen. Om dat te kunnen doen, moet je jezelf vragen stellen als: ‘wie ben ik?’ en ‘wat past bij mij?’. Hoe je jezelf ziet – je zelfbeeld – is heel belangrijk. Maar waarom? En hoe ontstaat je zelfbeeld?

Ik en anderen

Als je wilt bedenken wat voor eigenschappen je hebt, kun je terugdenken aan wat je hebt gedaan of meegemaakt. Iemand die zich bijvoorbeeld afvraagt of zij avontuurlijk is, denkt misschien terug aan een vakantie waarin ze ging abseilen. Omdat ze het zó leuk vond en het nog eens zou willen doen, vindt ze dat ‘avontuurlijk’ wel bij haar past.

Een andere manier is om te bedenken hoe anderen over jou denken. Vindt mijn docent me slim? Vinden mijn vrienden me grappig? Hoe jij denkt dat anderen over jou denken, heeft invloed op hoe jij uiteindelijk over jezelf denkt. Je neemt de meningen van anderen dus over in je eigen zelfbeeld! Dat gebeurt niet meteen na één opmerking, maar pas als je vaker dezelfde opmerkingen hebt gehoord.

Academisch, sociaal en uiterlijk

Nadenken over jezelf is in te delen in verschillende domeinen, zoals een academisch domein: ben ik slim? Werk ik nauwkeurig of slordig? Je kan ook nadenken over uiterlijk: vind ik dat ik een goed figuur heb? Draag ik mooie kleren? Er is ook een sociaal domein: ben ik grappig, behulpzaam? Geef ik veel om anderen? Niet alle domeinen hoeven even belangrijk te zijn; sommige mensen vinden bijvoorbeeld sociale positieve eigenschappen belangrijker dan uiterlijke eigenschappen. Hoe je over jezelf denkt en wat je belangrijk vindt, kan invloed hebben op te maken keuzes: vanavond studeren of naar dat feestje gaan?

Onderzoeker Renske over nadenken over jezelf
> >

Jezelf vergelijken

Wanneer je ouder wordt, verandert de manier waarop je over jezelf nadenkt. Jonge kinderen zijn vaak erg positief over zichzelf. Dit komt doordat jonge kinderen vergelijken wat ze nu kunnen met wat ze vroeger konden, en meestal zijn ze er beter in geworden. Daarnaast geven ouders en leerkrachten vaak veel positieve feedback: ‘Wat heb je dat goed gedaan, knap hoor!’

Adolescenten vergelijken wat ze kunnen en doen met wat anderen kunnen en doen. Ze maken een sociale vergelijking. De omgeving wordt steeds belangrijker voor het eigen zelfbeeld. Zelfs zo belangrijk, dat jongeren rond 15-16 jaar het idee kunnen hebben dat ze constant worden bekeken en worden beoordeeld door anderen: een imaginary audience.

Adolescenten hebben een sterke focus op wat anderen – vooral leeftijdsgenoten – over hen denken, en de meningen van anderen zijn niet altijd zo positief. Dat zorgt ervoor dat het zelfbeeld van adolescenten vaak iets negatiever is dan dat van kinderen. Maar het zelfbeeld wordt daardoor ook realistischer.

Echt versus ideaal

Het kan gebeuren dat iemands ideale zelfbeeld niet precies overeenkomt met zijn of haar echte zelfbeeld. Dat herken je misschien wel: ideaal gezien wil je bijvoorbeeld goed zijn in sport, maar in het echt valt het je tegen. Een verschil tussen het echte en ideale zelfbeeld kan ervoor zorgen dat je je even wat minder goed voelt over jezelf. Het is belangrijk om hierover na te denken, en jezelf ook te accepteren als je ergens niet zó goed in bent als je zou willen.

Zelfbeeld in de hersenen

Wanneer je over jezelf nadenkt, zijn verschillende gebieden in de hersenen actief. Het belangrijkste gebied zit vooraan in de hersenen, aan de binnenkant (in het midden) van de frontale cortex. Als je over jezelf nadenkt of over iemand die je heel goed kent, is een lager deel van dit gebied actief. Als je over iemand nadenkt die je niet goed kent, is een hoger gedeelte van dit gebied actief. Nadenken over een goede bekende activeert dus hetzelfde hersengebied als wanneer je over jezelf nadenkt!

Nadenken over een goede bekende activeert hetzelfde gebiedje als wanneer je over jezelf nadenkt (afbeeldingen links en midden).
Nadenken over een goede bekende activeert hetzelfde gebiedje als wanneer je over jezelf nadenkt (afbeeldingen links en midden).

Nadenken over jezelf activeert een deel van de frontale cortex, maar ook een ander gebied wordt betrokken: de TPJ. Die zit meer naar achteren, aan de zijkant van het brein. De TPJ heeft te maken met nadenken vanuit het perspectief van anderen. Opvallend is dat bij adolescenten de TPJ heel actief wordt wanneer je nadenkt over jezelf, vanuit je eigen perspectief. Dit laat zien dat de mening van leeftijdsgenoten erg belangrijk is tijdens de adolescentie!

De TPJ heeft te maken met nadenken vanuit het perspectief van anderen.
Avontuurlijk? Shuffle een ander onderwerp
Deze onderzoekers bestuderen
het onderwerp ‘Zelfbeeld’:
Bekijk alle onderzoekers

Eveline Crone, Prof. dr.

Hoogleraar Neurocognitieve Ontwikkelingspsychologie

Anderen helpen Creativiteit Emoties Leren Social media Zelfbeeld

Laura van der Aar, Msc.

Promovenda

Zelfbeeld

Renske van der Cruijsen, MSc.

Promovenda

Zelfbeeld

Ilse van de Groep, MSc.

Promovenda

Zelfbeeld Social media Sociaal leren

Jochem Spaans, MSc.

Promovendus

Anderen helpen Zelfbeeld
Bronvermelding:
Wetenschappelijk artikel:

Pfeifer, J.H., Masten, C.L., Borofsky, L.A., Dapretto, M., Fuligni, A.J., Lieberman, M.D., 2009. Neural correlates of direct and reflected self-appraisals in adolescents and adults: when social perspective-taking informs self-perception. Child Dev. 80 (4), 1016–1038. http://dx.doi.org/10.1111/j.1467-8624.2009.01314.x.

Wetenschappelijk artikel:

Murray, R. J., Schaer, M., & Debbané, M. (2012). Degrees of separation: A quantitative neuroimaging meta-analysis investigating self-specificity and shared neural activation between self- and other-reflection. Neuroscience and Biobehavioral Reviews, 36(3), 1043–1059. http://dx.doi.org/10.1016/j.neubiorev.2011.12.013.

Wetenschappelijk artikel:

Harter, S. (2012) The Construction of the Self: Developmental and Sociocultural Foundations. New York, NY: Guilford Press.

Wetenschappelijk artikel:

Van der Cruijsen, R., Peters, S., L.P.E. van der Aar., & Crone, E. A. (2018). The neural signature of self-concept development in adolescence: The role of domain and valence distinctions. Developmental Cognitive Neuroscience, 30, 1-12. Doi:10.1016/j.dcn.2017.11.005

< >